MokumTV presenteert
Amsterdammers op Kruistocht | |||||||||||||||
Er zijn drie Amsterdamse kruisvaarder-legendes, die van Jorisz, hoogstwaarschijnlijk deelnemer aan de 'boerenkruistocht' van 1096, de vertellingen van Bart uit de periode van de vierde Kruisvaart en die van Jorden (eigenlijk Iorden of Yorden, niet te verwarren met de Haarlemse pelgrim Jorden, die eerst naar Santiago in Spanje trok alvorens via Rome naar Palestina te trekken). De kruistochten werden door de Roomse Kerk geïnitieerd en ondersteund. Ze leven eeuwen na dato nog steeds voort in de herinnering. In de Oriënt, in Europa, maar ook in Nederland. Bekend zijn de vaderlandse heldenverharen, waarin Edammers en Haarlemmers beweren dat ze zo rond 1219 roemruchtig hebben gevochten in het Egyptische Damiate. Dat er Haarlemmers bij betrokken waren is mogelijk, maat Edammers? Edam komt voor het eerst voor in een stuk dat gedagtekend is van "Maendagh voor half-meye 1310". En wat te denken over de vroeg Amsterdamse legendes. Amsterdam bestond in de 11e en aan het begin van de 12e eeuw nog maar net. Rond 1300 beginnen dorpen langzaam uit te groeien tot echte steden. In Haarlem, Amsterdam, Leiden en Gouda vestigen zich ambachtslieden en handelaars. Ze verenigen zich in gilden, die steeds meer macht krijgen. Ook de kerk neemt een belangrijke plaats in. Evenals het middeleeuws gasthuis, waar niet alleen reizigers konden overnachten, maar tevens zieken werden verpleegd en zwervers opgevangen. Uit 1275 stamt het oudst bewaard gebleven document waarin de dam aan de Amstel als Amsterdam wordt aangeduid. Hetgeen de vroegste inwoners niet weerhield grootse avonturen in Noord Afrika en Azië te beleven. Zeker is dat ook in de Amsterdamse contrijen de kruistochten leefden. Tenslotte deed de hele Europese adel mee aan deze door de paus georganiseerde wedstrijd. Verschillende landen en steden maakte zich op om naar het verre Palestina te trekken om als eerste de poorten van Jerusalem te bestormen. In 1999 was het op de kop af 9 eeuwen geleden dat Godfried van Bouillon uiteindelijk als eerste Europeaan Jeruzalem veroverde. Hollanders op Kruistocht is een serie van MokumTV, gebaseert op een hoofdstuk van Nederland-Turkije´, geschreven door Mohamed el-Fers.
Het begon allemaal met de ´Boerenkruistocht´. Rond 1095, nadat Jeruzalem door de moslims was bevrijd, bracht Petrus de Kluizenaar de "boerenkruistocht" op de been om dit stadje in Palestina te veroveren op 'de ongelovigen'. De onderneming werd een catastrofe. De meeste deelnemers werden onderweg vermoord of verkocht. Van de weinigen die de eindbestemming haalden, is weinig bekend. Van deze eerste kruistocht is (nog) niet bekend welke bijdrage de Friezen en Hollanders er aan geleverd hebben. Meer dan de naam Jorisz is er niet als aanduiding dat een Hollandse deelnemer aan de Boerenkruistocht zou zijn geweest.
Deze Jorisz zou, zo wil de latere legende, aan de Spaarndammerdijk hebben gewoond. Onmogelijk, want die werd pas rond 1220 ter hoogte van de huidige Spaarndammerbuurt in het Amsterdamse stadsdeel Westerpark aangelegd als afdamming van de rivier het Spaarne. Waarschijnlijk was dit gebied het alleroudst bewoonde deel van het latere Amsterdam. Nadien werd ook de 'Aemsterdam' aangelegd. Het verhaal duikt eeuwen later op als 'wagenspel', waarmee rondreizende acteurs de jaarmarkten afstoopten. Slechts fragmentarisch zijn er stukjes van bewaard gebleven, Toch is het niet moeilijk een reconstructie te maken. Elke stad of plaats werd door de rondtrekkende toneelgezelschappen van een eigen lokale held toegespeeld. In Haarlem was de dappere kruisvaarder een echte Mug, terwijl in Amsterdam de held een rasechte Mokummer bleek te zijn. Steeds dezelfde held, met wisselende plaats van herkomst. Het verhaal van de 'Amsterdamse' kruisvaarder Jorisz moet voor het eerst zijn gespeeld in de tijd van Jacob van Maerlant en graaf Floris V. Amsterdam was toen al een beduidende plaats. Toch zou het nog 31 jaar duren voor graaf Floris V de dam in de Amstel een tolprivilege toekende. Jorisz was een van die simpele zielen die door Petrus de Kluizenaar zo gek wordt gemaakt dat hij zijn vissersbootje aan een priester cadeau doet om mee te trekken met de "boerenkruistocht" van loosers. Van de ene op de andere dag besluit Jorisz te voet naar Palestina te wandelen om dit Heilig Land te veroveren. De meeste deelnemers werden onderweg vermoord. Jorisz wordt verkocht aan een beestmens, wiens grootste genoegen er uit bestaat om christenen te martelen. Maar Jorisz doorstaat alle terreur met glans, en uiteindelijk moet ook het beestmens toegeven dat de God van Jorisz oneindig veel sterker is dan zijn God. Het beestmens laat zich dopen en trekt samen met Jorisz naar Palestina, waar ze in 1099 er voor zorgen dat Godfried van Bouillon tot koning van Jeruzalem wordt uitgeroepen. De andere Mokumse kruisvaarder, Jorden genaamd, zou als deelnemer aan de zesde kruistocht met keizer Frederik II in 1244 in handen vallen van de sultan van Egypte.
Nadat
de kruistocht van Peter de Kluizenaar was mislukt bracht Paus Urbanus
II een aanzienlijk leger op de been onder het bevel van de beste ridders
uit Europa. De coördinatie was in handen van Adhemar, de bisschop
van Le Puy. De voorhoede bestond uit Robert, de hertog van Normandië,
samen met Stefan, Comte de Bois en Hugo, Comte de Vermandois. Van de 8 kruistochten, die van 1099 tot 1291 duurden, was in feite alleen Godfrieds eerste kruistocht echt een succes.
In de eerste periode der kruistochten ontstonden er verscheidene ridderordes. De Orde van Sion, gesticht om moslims, joden en anderen groeperingen die in aanmerking kwamen, de gelegenheid te geven zich aan te sluiten bij de Christelijke Orde, werd later bekend als de Orde der Tempeliers. Deze "Orde van Sion" werd door Godfried van Bouillon persoonlijk gesticht. Huges de Payens, de eerste Grootmeester van de Tempeliers, was een neef en vazal van de Comte de Champagne. Zijn rechterhand was de Vlaamse Ridder Godfried van St. Omaars en een andere rekruut, André de Montbard, een bloedverwant van de graaf van Bourgondië. In 1120 sloot Fulk, Comte d'Anjou (vader van Godfried Plantagnet) zich bij de Orde aan. In 1124 volgde Hugues, Comte de Champagne. De andere ridders waren Vlamingen. Archaumbaud de Saint Amand, Rosal, Godfried Bisol, Gondemare, Godefroi en Payen de Montdidier. Hun
taak was zeker niet het beschermen van de wegen maar ze waren diplomaten
van de Koning in de frontlinie van een gebied dat door de moslims
werd gedomineerd. In die hoedanigheid probeerden ze de schade te beperken
die de losbandige kruisvaarders tegen de weerloze onderdanen van de
Sultan begingen. Diep verscholen in de Tempel van Jeruzalem lag de grote stal van koning Salomon. Deze plaats was al sinds bijbelse tijden door niemand meer betreden. De oorspronkelijke geheime missie van de Tempeliers was de de opsporing en ontsluiting van deze reusachtige opslagplaats, waar volgens de Heilige Bernardus de Ark des Verbond verborgen was. In 1127 eindigde de missie van de Tempeliers. Ze zouden niet alleen de Ark en haar inhoud hebben gevonden, maar ook een fortuin aan onbewerkt goud en verborgen schatten, die lang voor de Romeinse verwoesting en plundering van 70 na Chr. veilig onder de grond waren verborgen. Pas
recent in 1956 zijn er op de universiteit van Manchester overtuigende
bewijzen gevonden voor het bestaan van de schat van Jeruzalem. In
dat jaar werd de ontcijfering van de Koperen Rol uit Quimran voltooid.
De rol sprak van een onmetelijke schat die samen met een grote voorraad
onbewerkt goud en kostbaarheden onder de Tempel was begraven. In
1146 kregen de Tempeliers van de cisterciënzer Paus Eugenuis III hun
beroemde bloedrode kruis. Na het concilie van Troyes steeg het internationale
aanzien van de Tempeliers opvallend snel. Ze hielden zich op hoog
niveau bezig met de westerse politiek en diplomatie en waren raadgevers
van zowel koningen als parlementen. Elf
jaar later in 1139 verleende Paus Innocentuis de Tempeliers internationale
onafhankelijkheid van iedere activiteit behalve de zijne. De Tempeliers
waren dus niet ondergeschikt aan enige koning, kardinaal of regering
en hoefden alleen aan de Paus verantwoording af te leggen. Nog voor
die tijd verwierven ze grote gebieden en omvangrijke bezittingen.
Door toenemende rijkdom afkomstig uit schenkingen door buitenstaanders,
van burchten, landerijen, geld, juwelen en bezittingen van nieuwelingen
kon men interessante bevoorradingsplaatsen bekomen, waardoor handel
langs een verkeersnet van handelsdepots actief werd.
De tweede kruistocht naar Edessa (het huidige Urfa in Turkije), geleid door Lodewijk III van Frankrijk en de Duitse keizer Koenraad III, mislukte volledig. Een deel van het Tweede kruistochtleger bestaat uit Friezen en Hollanders die meehelpen om Lissabon op de moslims te veroveren.
De Frankische historicus Guillaume de Tyre schreef omstreeks 1180 dat de taak der Tempeliers er uit bestond de wegen veilig te maken voor de pelgims. Gezien de omvang van een dergelijke opdracht is het onwaarschijnlijk dat de arme negen ridders die de orde stichtte, geen andere rekruten hadden ingelijfd voordat ze in 1128 naar Europa terugkeerden. Honderd jaar na Godfrieds eerste overwinning werd Jeruzalem in 1187 ingenomen door de machtige koerdische heerser Saladin. Dit leidde tot de derde kruistocht. Deze stond onder leiding van Philips Augustus van Frankrijk en Richard Leeuwenhart van Engeland. Graaf Willem I van Holland was een van de deelnemers. Men slaagde er niet in Jeruzalem te veroveren. Wel zijn er Friezen en Hollanders betrokken bij het beleg van de Palestijnse stad Akka (St. Jean d'Acre)
De vierde kruistocht zou niet onder leiding van koningen, maar van edelen staan. Onder de deelnemers Simon IV van Montfort en Geoffrey de Villehardouin. De Hollanders en Friezen stonden onder het bevel van bisschop Hartwig van Bremen. Berichten van de magister Olivier van de Dom te Keulen. (Gesta Fresonum, Dialogus Miraculorum en de kronieken van de Abdij Bloemhof) berichten over hun deelname.
Het verhaal van de Amsterdamse kruisvaarder Bart speelt zich af in de periode nadat Innocentius III in 1198 tot paus was benoemd. Het was deze paus die tot de vierde Kruisvaart besloot. Hij was nog geen 40 jaar en verstevigde met harde hand zijn gezag in de kerkelijke gebieden in midden Italië, Deze paus werd tevens door de westelijke adel erkend als heerser over Sicilië. De
vierde kruistocht werd door Innocentius grondig voorbereid met de
Venetianen. Die leefden van handel, visserij en het plunderen van
gebieden aan de kust van Dalmatië. De bewoners van die kust,
Slaven genoemd, werden vaak gevangen genomen en als lijfeigene verkocht.
Zo werd de term slaaf synoniem voor lijfeigene. Na dit huzarenstukje werd Egypte beschouwd als de zwakke plek in het gebied van de moslims. Volgens een afspraak met Innocentius uit 1202 zouden de Venetianen het leger van kruisvaarders overvaren naar Egypte. De Venetianen zouden zorgen voor bevoorrading gedurende een jaar en voor 50 bemande oorlogsschepen zorgen. Niet alleen om de kruisvaarders op zee te beschermen, maar ook om hen te helpen aan land te gaan in Egypte. Van daar uit zouden de Kruisvaarders het zonder de Venetianen moeten stellen en zich een weg vechten naar het Heilig Land. De Venetianen zouden in ruil voor hun transporthulp een grote som geld en de helft van de te veroveren gebieden krijgen. De kruisvaarders konden het geld voor de Venetianen echter niet bijeen krijgen. Venetië was bereid uitstel van betaling te verlenen op voorwaarde dat de kruisvaarders de stad Zara aan de kust van Dalmatië zouden veroveren. Hoewel dit een stad was in christelijk gebied gingen de kruisvaarders daarmee akkoord. Zara viel na 5 dagen en werd geplunderd door de kruisvaarders en de Venetianen. Paus Innocentius III was woedend en excommuniceerde al de kruisvaarders. Om hen even later alles te vergeven, mits zij voor Kerk en Paus verder zouden strijden. In deze periode was de Byzantijnse keizer Isaac Angelus afgezet door Alexius III en met uitgestoken ogen in een kerker geworpen. Isaacs zoon Alexius jr was gevlucht en beloofde de kruisvaarders en Venetianen geld en soldaten voor de strijd tegen Egypte. Mits zij hem zouden helpen Alexius III uit Constantinopel te verdrijven. Als extra toetje beloofde Alexius dat zijn Grieks Orthodoxe kerk het Oppergezag van de Rooms-katholieke kerk van de paus zou erkennen. Paus Innocentius aarzelde, maar sprak uiteindelijk: dat het doel (eenheid van de kerk) het middel (verovering van nog een christelijk stad) heiligt. De Venetianen waren opgelucht dat hun handelsrelatie met Egypte niet in gevaar werd gebracht, en met de nodige beloftes over ereplaatsen in de hemel lieten ook de kruisvaarders zich uiteindelijk over te halen om op te trekken tegen het christelijke Byzantium. Bij de aanblik van de aankomende vloot vlucht keizer Alexius III met zoveel mogelijk kostbaarheden. De Byzantijnen halen snel de onttroonde blinde Isaac Angelus uit zijn kerker en zetten deze weer op de troon. Zo laten ze de kruisvaarders weten dat er geen enkele reden meer was voor oorlog. Alexius werd als Alexius IV tot medekeizer van zijn vader gekroond. Alles verliep volgens plan, totdat de bisschoppen van de Grieks Orthodoxe kerk weigeren de heerschappij van de Rooms-katholieke paus te erkennen. Om de "schulden"
aan de kruisvaarders en de Venetianen te voldoen, moesten belastingen
geheven worden, want Alexius had de schatkist grondig geplunderd.
Dit werd door de Byzantijnen niet gewaardeerd. Het wangedrag van de
kruisvaarders maakte de situatie niet aangenamer. De kruisvaarders
en de Venetianen besloten Byzantium aan te vallen. Nadat zij duidelijke
afspraken hadden gemaakt hoe de buit te verdelen, vielen zij aan.
De stad van keizer Constantijn, het Nieuwe Rome, werd voor het eerst
in zijn bestaan binnen een week veroverd en drie dagen plunderden,
roofden, moorden, verkrachtten en vernielden de Kruisvaarders in wilde
weg. Graaf Boudewijn
van Vlaanderen en Henegouwen werd in de St. Sofia kathedraal gekroond
tot keizer. Iedereen die hem steunde werd beloond met een deel van
het veroverde gebied. Het Latijnse Keizerrijk werd gesticht, dat rijk
zou tot 1261 zou standhouden. Een aantal Europese edelen die zich reeds in Palestina bevonden, vertrokken haastig richting Constantinopel (Istanbul) om ook een deel van het veroverde Byzantijnse rijk te claimen. In 1205 verovert Geoffrey de Villehardouin met ongeveer 600 man een groot deel van de Peloponesos op 5000 Byzantijnen. Het Kanaal van Korinthië scheidt het schiereiland Peloponesos van het Griekse vasteland. Op de Peloponesos lagen de machtscentra van de Achaeïsche Grieken die zich rond 1500 v.C. op Samos vestigden. De leden van de joodse stam Benjamin, die in Oud Testamentische tijd Palestina verlieten, kwamen volgens de 'Holy Blood and the Holy Grail' uiteindelijk in de Griekse Peloponesos terecht. Dat wil zeggen: in het gebied dat Arcadië werd genoemd. Een van de uitlopers van de Peloponesos is de Mani welk in de oudheid bekend stond als de toegang naar de Hades (hel). Enkele jaren na zijn verovering geeft kruisridder Geoffrey Villehardouin lenen op de Peloponesos.aan de Tempeliers, de Hospitaalridders en de Duitse ridders Van de vierde kruistocht
werd als een van de belangrijkste relikwieën het hoofd van Johannes
de Doper mee gebracht naar Amiëns (in 1206). Dit trok veel pelgrims
naar de stad. Het zou niet het echte hoofd van Johannes zijn geweest.
De Byzantijnen fopte de Franse ridders met een nep-hoofd. Het origineel
wordt tot op heden bewaard in de schatkamers van het Topkapi-paleis
in Istanbul. Venetië werd
door de verovering van Istanbul de grootste en rijkste zeemacht van
de christelijke wereld en hoefde zich geen zorgen te maken over zijn
handelsrelaties met de moslims. De Tempeliers deden vergeefs een beroep op paus Innocentius III. Voor hem was het doel van de kruistochten niet meer Jeruzalem of Palestina, maar de alleenheerschappij van de paus. In die tijd ontstonden er in Noord-Italië en Zuid-Frankrijk de zogenaamde "armoedsbewegingen" van de middeleeuwen, de bekendste is die van Francesco di Assisi (1181-1226).
De vijfde kruistocht concentreerden zich op Damietta in de Nijldelta. Onmiddellijk na zijn benoeming in 1216 begon paus Honorius III te pleiten voor de nieuwe kruistocht, die moest plaats vinden in 1217. Hiervoor werden kerkelijke belastingen geheven van 5% tot 10%. In alle kerken moesten alle gelovigen worden opgeroepen ter kruisvaart te gaan (ook invaliden, ouden van dagen enz.). De meeste heersers in Europa voelden weinig voor een kruistocht. Koning Andreas II van Hungarije ging uiteindelijk ter kruisvaart. Omdat hij te weinig schepen kon huren voor de overtocht stuurde hij een deel van zijn leger al snel terug. Na een korte bedevaart van ongeveer 2 maanden keerde Andreas al weer terug. Als souvenier nam hij een aantal twijfelachtige souveniers mee, waaronder één van de kruiken die het water had bevat dat Jezus 1200 jaar eerder in wijn had veranderd. Graaf Willem I van Holland had al aan de derde kruistocht deelgenomen. Na deelname aan een een Franse expeditie naar Engeland werd hij geëxcommuniceerd. Mede om van de ban ontslagen te worden, nam Willem I weer deel aan een kruistocht. Dit maal voer hij met een leger van Friezen, Hollanders en Vlamingen richting Palestina. Door
een storm moest hij uitwijken naar Portugal. Net als 80 jaar eerder
hielp de kruisvaardervloot de Portugese koning (nu Alfonso II) bij
de verovering van Lissabon. Graaf Willem beloofde de moslims een vrije
aftocht, maar toen zij hun vesting verlieten werden zij brutaal afgeslacht.
De legers van Christenen en moslims staan tegenover elkaar. Een Arabische prins van ongekend grote afmetingen daagt volgens de verhalen de dapperste Christen tot een tweestrijd uit. De moedige Fries Roorda van Genum neemt de uitdaging aan, en weet de Moor te doden. Met het afgehouwen hoofd van de prins op de punt van zijn zwaard keert hij weer in het Christenleger. Om deze kloeke daad wordt hij tot ridder geslagen en krijgt hij toestemming een Moriaans hoofd in zijn wapen te voeren. Ook Hayo van Wolvega verwerft in deze kruistocht roem. Hij krijgt de bijnaam "De Fries met de dorsvlegel". In 1218 geeft de patriarch van Jeruzalem een lofwaardige getuigenis door te verklaren dat "alle die van Oostergo, dewelken het kruis aangenomen hebben, en zo op hunne reis naar Jeruzalem, als naderhand, wanneer ze met ons in Egypte aangekoomen zijn, groote moeyelykheden in zwaarigheden en onkosten geleeden hebben [...] En wij geeven eene loflijke getuigenis aan het Vriesche Volk; omdat de voorgemelden zich wel gedragen en in dienst van Jezus Christus Godvruchtlijk gearbeid hebben. Verder worden de volgende Friese namen bij deze kruistocht genoemd: Aylva, Beyma's, Botnia, Cammingha's, de Burmania's, Dekama, Forteman, Galama, Hartman, Hermana, Hettinga, Liauckema, Martena's, Ockinga, Poptatus, Roorda's, Watse Joulsma. De
'verovering' van Damiate door de Hollanders leeft voort in de damiaatjes
(klokjes) boven het wapen van Haarlem, als maantjes in verschillende
gemeente wapens in Nederland en in dat van Dokkum.. Philippe Auguste
sterft in 1223 en Louis VIII wordt koning van Frankrijk.
Op 22 mei 1227 vertrok opnieuw een Friese vloot, nu van het eiland Borkum, om deel te neemn aan de Zesde Kruistocht. De deelnemers leden veel verliezen door een heftige storm. Jeruzalem werd, na de zesde kruistocht, voor korte tijd terug heroverd door Keizer Frederik II maar viel in 1244 uiteindelijk weer in handen van de Sultan van Egypte.
Het verhaal van de Amsterdamse kruisvaarder Jorden en de beul van Egypte speelt zich af gedurende de zesde kruistocht. In 1244 is de nog jonge Jorden, zoon van een godsvruchtig Amsterdams echtpaar in het gevolg van keizer Frederik II, bij de herovering van Jerusalem in handen gevallen van de beul van de sultan van Egypte. Op dat moment is Amsterdam al een beduidende plaats, die 31 jaar van graaf Floris V een tolprivilege krijgt. Jorden groeit op als een haremboy en wordt het favoriete sexslaafje van de sultan. Jorden moet echter niets hebben van deze onchristelijke activiteiten. Het verhaal van Jorden lijkt in zoverre op dat van Jorisz dat de wagenspelers het thema kruisvaarder in handen van de vijand vooral gebruikte om allerhande verschrikkelijke martelingen op te kunnen voeren. Ook Jorden beland uiteindelijk in handen van de beul van Egypte Die uiteindelijk, door het manhaftig doorstaan van alle denkbare tortuur, niets anders kan dan toegeven dat hij het geloof van Jordan er niet uit kan ranselen. En zich bekeerd en Jordan helpt ontsnappen. De beul wordt betrapt en sterft als vers gedoopt christen 'een zalige dood'.
Lodewijk IX voerde de zevende en achtste kruistocht aan maar hij kon geen verandering in de situatie brengen. Friezen en Hollanders nemen met succes deel aan de belegering van het Duitse Aken. De koning liet op 3 november 1248 weten dat hij de Friezen voor hun trouwe diensten bevestigde in al hun vrijheden en voorrechten die zij van Karel de Grote ontvangen (zouden) hebben. Hij uitte ook grote waardering in deze niet zo goed lopende, maar wel duidelijke bewoordingen: "Opdat de hele natie van de Friezen en hun nakomelingen mogen weten, op welke wijze hun voorouders de roomse kerk en de keizer hebben geholpen en zij hun kracht en deugd duidelijk gemaakt hebben, is naast andere blijken door deze belegering bekend geworden. Tijdens de Achtste kruistocht voeren in 1269 een 50-tal Friese koggen uit voor deze kruistocht. Zij bereikten Tunis waar de Franse koning Lodewijk IX, die de tocht leidde, aan de pest bezweek. De Friezen en Hollanders zeilden daarop naar Akka (Akko). Tijdens deze tocht maakten ze naam door hun gedrag bij Tunis: "De Friezen, zeer ongeduldig naar hun aard wilden dadelijk ten strijde trekken tegen de heidenen, die in ontelbare menigten de vlakten tussen Tunis en de legerplaats der gelande christenen bezet hielden". De graaf van Luxemburg, die de Franse koning als aanvoerder was opgevolgd) kon hen ternauwernood in bedwang houden tot hij zijn krijgsmacht had opgesteld, de wachtdienst en de verdediging gereld had. Hij drong er bij hen met klem op aan, niet voor de strijdmacht uit te trekken maar gelijk met zijn ridders op de vijand af te stormen. Door de stormaanval op de heidenen sloegen die op de vlucht en toen er een grote menigte gevallen was, namen de meesten de wijk naar een naburig water dat daar uit de grote zee Tunis binnen vloeide, en daar verdronken er evenveel als er vielen door het Friese zwaard. Zo behaalden de Friezen een overwinning. Toen de meeste kruisvaarders aarzelingen vertoonde als gevolg de dood van Lodewijk IX en van het dreigend groeien van het aantal heidenen bij Tunis (velen wilden en sommige gingen naar huis) werden de Friezen ongeduldig door het getalm. Ze keerden terug naar hun schepen en vertrokken naar Palestina. Onderweg stierven er velen omdat ze overboord werden gezet. De overlevenden zeilden naar Akka. Daar hoorden zij dat de patriarch van Jeruzalem was gestorven. De aartsbisschop van Tyrus ontving hen met veel eer en wist hen met prediking en aflaten te bewegen naar het bedreigde Tyrus te gaan. Zo bleven de steden en burchten der christenen in vrede zolang Friezen en Hollanders in het land vertoefden. In 1270 maakten ze aanstalten naar Nederland land terug te keren want ze waren nog slechts weinigen in getal en onvoldoende gewapend. Eerst offerden ze veel geld ter verdediging van Palestina, al was de geestdrift daartoe nicht algemeen. Ook op de terugreis stierven velen, anderen werden in Griekenland bestolen. Omstreeks
1291 waren Palestina en Syrië stevig in handen van de moslims en kwam
er een einde aan de kruistochten.
Een
gelijk lopende gedachte betreffende christelijke opvatting vinden
we terug bij de Katharen. Ten westen en noordwesten van de Provence
aan de Golf du Lyon ligt de oude provincie Languedoc waar de mensen
in 1208 door Paus Innocentuis III vanwege hun onchristelijk gedrag
werden berispt. De
Katharen beschouwden zichzelf als christenen, al week hun overtuigen
nogal af van de Roomse leer. Zij zagen in de bijbel geen rechtvaardiging
voor de positie van de paus (net als de Grieks-orthodoxe kerk). Dit
kwam hen duur te staan (net als daarvoor de Byzantijnen). De gelovigen
werden Albigenzen genoemd (naar de stad Albi) ofwel Katharen (hiervan
werd het woord ketter afgeleid). Paus
Innocentius III gaf hiervan - ten onrechte - de Katharen de schuld
en hij riep op tot een kruistocht tegen de Katharen. Paus Innocentius
III probeerde later nog (tevergeefs) de Franse koning Philips Augustus
te bewegen tot een "kruistocht" tegen de ongehoorzame christenen
in Engeland. Omdat de vierde
kruistocht alleen handelsvoordelen voor Venetië had gebracht,
maar geen voordelen voor de christenen, werd tijdens het Concilie
van Lateranen in 1215 onder leiding van Innocentius III tot een nieuwe
kruistocht besloten. Volgens de Paus
en koning Filips II van Frankrijk ging het hier om een heidense sekte.
De vervolging duurde vijfendertig jaar en kostte tienduizenden het
leven. Als hoogtepunt in deze strijd zag Rome de moordpartij in het
seminarie van Montsegur, waar in 1244 meer dan tweehonderd gijzelaars
levend werden verbrand. Deze
kruistocht tegen het eigen volk eindigde in 1244, maar het zou 62
jaar duren voordat Paus Clement V en koning Filips IV machtig genoeg
waren om de Tempeliers uit te moorden om zo hun 'geheime schat' in
hun bezit te krijgen. Zijn
opvolger Benedictus VI kwam ook al snel onder verdachtr omstandigheden
om het leven. De vergifdigde paus werd in 1305 opgevolgd door Filips
eigen kandidaat, Bertrand de Goth, aartsbisschop van Bordeaux, die
als Clemens V tot paus benoemd werd. Met zijn nieuwe Paus stelde Filips
een lijst van beschuldigingen tegen de Tempeliers op. Behalve
het onbewerkt goud vonden de Tempeliers in Jeruzalem ook oude handgeschreven
boeken in het Hebreeuws en Syrisch. Zoals gezegd, dateerden de meeste
van deze boeken van voor de tijd van de evangeliën en bevatten ze
ooggetuigenverslagen die nog niet door de kerkelijke machthebbers
waren gekend.
Op
vrijdag 13 oktober 1307 sloegen trawanten van Filips toe. Overal in
Frankrijk werden Tempeliers gearresteerd. De aangehouden ridders werden
in de gevangenis gesmeten, ondervraagd, gemarteld en op de brandstapel
gezet.
De oudste ons overgeleverde verhalen hebben de Kruistochten als onderwerp. Terwijl de vroege Middeleeuwen zich hier aankondigden, ontwikkelde zich in Arabië een nieuwe godsdienst, die binnen een eeuw het gehele Midden-Oosten en Noord-Afrika zou beheersen. Het verhaal van Floris en Blancefloer begint met een plundering van de Spaanse moslimkoning Fenis in Frankrijk. Hier rooft Fenis een christelijke vrouw als slavin voor zijn vrouw. Zowel de koningin als de slavin zijn zwanger. De slavin voedt beide kinderen (Floris en Blancefloer) na de geboorte op. Floris en Blancefloer worden verliefd op elkaar en Fenis verbied de liefde. Hij stuurt Floris naar een andere school, en hij verkoopt Blancefloer. Floris gaat op zoek naar Blancefloer en hij komt erachter dat zij in Babylonië is. Blancefloer is in de harem van de Emir opgenomen, en Floris weet bij haar te komen dmv een list. Als de Emir inziet wat ze voor elkaar betekenen, laat hij Floris en Blancefloer gaan. Nadat Floris zich laat dopen leefden ze nog lang en gelukkig. De Spiegel Historiael van Jacob van Maerlant is eigenlijk een bewerking van het Speculum Historiale van Vincent van Beauvais, waaraan hij in 1283 op verzoek van graaf Floris V begon. Het Speculum beschreef de wereldgeschiedenis vanaf de schepping tot het jaar 1250, verdeeld over vier delen, die door Maerlant Partiën werden genoemd. Hij voltooide de bewerking van de eerste, de derde en een deel van de vierde Partie voor hij in 1288 - mogelijk om gezondheidsredenen - zijn werk moest staken. De vertaling werd later door twee jongere tijdgenoten voltooid, waarvan er één een vijfde Partie toevoegde. De tekst van de Spiegel Historiael is niet compleet overgeleverd. Het handschrift dat zich in de Koninklijke Bibliotheek bevindt, is het enige waarin alle delen die door Maerlant zelf zijn bewerkt, volledig bewaard zijn. Bovendien is het het enige geïllustreerde exemplaar met negentien gehistorieerde initalen en 43 miniaturen. De laatste miniatuur toont de verovering van Jeruzalem door Godfried van Bouillon in 1099. De voorstelling toont hoe de ridders van alle kanten Jeruzalem overmeesteren, rechts met ingenieuze belegeringswerktuigen en in het midden met bootjes over de vestinggracht. Op de ladder baant Godfried zelf, herkenbaar aan de Brabantse leeuw op zijn kleed en op zijn schild, zich een weg naar binnen. Links slaat een groep kruisridders onder aanvoering van de heilige Joris het gebeuren gade. Afbeeldingen
van handschriften en andere boeken met toelichting op de site van
de Koninklijke bibliotheek: |